Memoires van Henk Kuiken 4 oktober 1928

Memoires van Henk (Hendrik Jan) Kuiken

Overleden 22 april 2015 te Den Haag.

Vroege jeugd

Geboren 4 oktober 1928 te Batavia toen Nederlands Indië nu Djakarta Indonesië in het Tjikini ziekenhuis dokter de Geus.
Vader Riemer Kuiken, geboren 14 juni 1892 St. Jacobi-Parochie, overleden 9 april 1992 17:50 Zeist.
Moeder Elizabeth Christina Geertruida de Bas, geboren 23 januari 1897 te Soerabaja, overleden 7 juli 1984 te Doorn.

Woonden toen in de Djamboelaan (Jalan Jambu) 8 te Weltevreden (Jakarta), een voorstad/woonwijk van Batavia.

Gedoopt 4 augustus 1929 te Mr. Cornelis bij Batavia door dominee J.A. Broers voor de protestantse gemeente.

Als derde zoon waren mijn twee oudere broers:

  1. Lammert Cornelis (Cor), geboren 10 juli 1921 te Batavia, Villalaan 33 Weltevreden, overleden .. te Wassenaar.
  2. Jacobus Riemer (Koos), geboren 20 januari 1923 te Semarang, Tegalombo 2, overleden 23 februari 1942 in de Straat van Bali.

Vanuit Batavia ben ik eind augustus 1929 met de Kota Baroe van Batavia naar Marseille gedurende het tweede Europese verlof van mijn ouders in Zwitserland geweest. Hoofdzakelijk in Montreux, slechts kort, enkele weken, in Holland voor familiebezoek. In januari 1930 terug met de Indrapoera van Marseille naar Batavia. De reis per boot duurde circa 1 maand.

1930-08 Soerabaia Achter hangt de was te hangen

Vanaf februari 1930 in Soerabaja gewoond op diverse adressen in de wijk Goebeng: Niasstraat 92, Goebeng boulevard 22 bij een driehoekig pleintje en Borneostraat 5. Foto 1 augustus 1930. Uit overlevering kan ik mij nog iets voorstellen bij dit adres: pa, ma, Cor en Koos hadden mij het adres geleerd “Borneostraat pijp” kende ik blijkbaar goed. Ook vertelden ze mij later dat ik zo bang was voor zwarte piet die zoals later bleek gespeeld werd door mijn tante Ria, vrouw van oom John de Bas. Deze eerste Soerabaja tijd duurder tot en met oktober 1933. November 1933 tot april 1934 Makassar nu Ujung Pandang, Hospitaalweg 12, Zuid-Celebes nu Sulawesi Selatan. Van Makassar herinner ik me nog vaag iets, ook weer van verhalen en een foto: maart 1934. Hiervan herinner ik mij de “blakan”: een overdekte galerij vanaf het hoofdgebouw met de woon-, eet- en slaapkamers naar de bijgebouwen met de keuken, voorraadkamer, toilet en badkamer en de zogenaamde bediende kamers. Mama met orchideeën tak, Cor, Koos en Henk. Opgerolde overhemdsmouwen en Henk al met een aan zijn blouse geknoopt broekje. Dus geen tjelana monjet meer zoals op foto één en twee. Zelfs op foto drie Borneostraat 5 december 1931 had ik al een pofbroek met een kraagje om de hals. Cor en Koos in het later zo verfoeide matrozenpak maar met blote voeten op de fiets en motorfiets van oom John: een Indian met twee koplampen. Foto vier is te Soekapoera, november 1932.

Van foto 5 Makassar maart 1934 herinner ik mij niets. Grote djeroek bali bomen, een soort pomelo’s als citrusbomen achter in de tuin, de overdekte rekken met orchideeën. Op de voorgrond Cor, Koos en Henk bij een zelfgebouwde Meccano kraan. Die Meccano bouwdozen waren wel heel bijzonder in Indië. Later in Soerabaja heeft papa nog eens een hele kist Meccano uit Holland laten komen. Uit verhalen vooral van mama stel ik mij nog wel het een en ander voor zoals:

  • Bij Koos op de stang van de fiets, achter het stuur naar Sungai Minassa, het zwemstrandje van Makassar met haaien beschermd net circa 50 m uit de kustlijn.
  • Op donderdag avond ongeveer zeven uur eens in de week, kan ook eens per maand geweest zijn, de taptoe van het KNIL garnizoen. Met fakkels voorop liep de muziek en enkele soldaten er achter door de straten. In het donker vond ik dat altijd een spookachtig gezicht en was er dan ook bang voor. Ik ging nooit de tuin in zoals Cor en Koos die dan aan de rand van het er stonden aan de straatkant om het spektakel te aanschouwen. Na de taptoe, ongeveer 7:15 uur of 7.30 uur moesten wij alle drie naar bed.
  • Wat ik zo al de hele dag deed, ik ging nog niet naar school, weet ik werkelijk niet. Spelen in de tuin op een driewieler fietsje. Ver van huis ging ik niet en mocht ik niet. In elk geval niet zonder Cor of Koos.

Meer dan eens hebben wij alle vijf tochten met een huur auto gemaakt onder andere naar Pare-Pare, Palopo, de waterval van Bantimoeroeng. Onderweg vele orchideeën kwekerijen een bekeken. Mama was er gek van en kweekte ze ook zelf, op varen bast: dan kregen de wortels veel lucht. Eens in de week werden ze besprenkeld met verdunde urine. Dat vond ik toen toch wel heel mal, maar er kwamen bloemen, en hoe! Anggrek Boelan (naam van een orchidee), wit met een geel hart.

1932-11 Soekapoera De 3 Kuikentjes in bokshouding

Hoe wij verhuisd zijn uit Makassar weet ik niet meer, in elk geval zijn we allen met de boot (Melchior Treub? van de KPM, Koninklijke Paketvaart Maatschappij) via het eiland Bali, alwaar circa één week vakantie naar Soerabaja. Op de rede van Singaradja (Denpassar) bij donker kwamen we aan. Na de ontscheping direct per auto de bergen in. Ik moet toen geslapen hebben, want van de nachtelijke tocht met grote snelheid, en naar later bleek langs ravijnen en afgronden, weet ik niets meer. Enkele koffers waarom op het bagagerek achterop de auto gebonden. Andere (hut)-koffers zijn met de boot direct door naar Soerabaja gezonden. Ik neem aan dat alles door een verhuizer is verzorgd, evenals de “vendu” van veel van het meubilair in Makassar. Boven in de bergen bij Kintamani, dicht bij het Batur meer op de uitlopers van de goenoeng Agoeng logeerden wij in een zogenaamde pasang-grahan, een herberg voor gouvernement ambtenaren. Het was er ’s nachts koud en overdag zeer fris! In de grote tuin van die bewuste herberg verzamelde ik vele kroonkurken van Orange Crush, sinaasappel limonade flesjes. Naar ik meen gedistribueerd door de Engelse firma “Fraser & Neave”, een voedingsmiddelen groothandel die in het verre oosten zeer actief was. Later zag ik die zelfde naam in Maleisië. Ik vond Greenspot uit Amerika lekkerder maar die was pas veel later verkrijgbaar.

Mei 1934 tot mei 1936. Soerabaja, Sedap Malamweg 16

Dit was een geweldig huis in de Ketabang wijk gelegen, tegenover de zij ingang van het gemeentehuis. Voor en achter met een groot terras. De achtertuin was diep met daarin drie grote bomen waar je goed in kon klimmen en waarin wij hutten konden bouwen; later met een loopplank van boom tot boom. Achterin de tuin lag de put van betonringen en een muur er om heen. Onder in die put, die in de droge tijd niet veel water bevatte, leefde een tijd lang een modderkruiper tussen de bakstenen. Voor het huis staande stond links het pension ook met een kleine voorgalerij. In de brandgang links naast het huis was een sloot. Daaruit ving ik vaak kreetjes en de zogenaamde “millioentjes”, kleine visjes van ongeveer 2 centimeter lang. Daar achter, in de woonkamer van het pension was onze speelkamer met veel Meccano en de stoomtrein. Later maakte Koos hier zijn huiswerk. Koos sliep bij mij in de achterkamer. Cor had de voorkamer en pa en ma sliepen in de middenkamer. Rechts van het huis was de garage met een gangetje langs het huis naar de achtertuin. In het gangetje kwam later een houten hek, want toen kwam er een hondje in huis. Oom Joop bracht die eens voor mama mee. Een dwergpincher, Lady genaamd, klein maar leuk. Toen zij wat groter was, had Koos haar geleerd een zakdoek uit je zak te halen. Ik ging in die tijd naar school, de school met de bijbel want die was het dichtst bij, aan de Ambengan weg. De heer Ruitenbeek was hoofd van de school. Op een kleuterschool ben ik nooit geweest. School hadden we van 7 uur tot 13 uur. ’s Middags vrij en op de lagere school nog geen huiswerk.

Vliegende hollander van de Vendu van de Chinese buren: Harry Liem, gekocht door de djongos voor ongeveer fl 2,50.

Oude Kebon kwam eens per maand “steun” halen, hij had een soort reuma aan de vingers en handen. Naar opa en oma de Bas op Goebeng. Mama kocht toen veel porselein, jade en andere Chinese prulletjes voor in haar toog kastje. Bij opa en oma spelen met Jan de Bas (oogontsteking).

In 1935 kreeg ik mijn eerste fiets met olielamp en reed op de eerste dag tegen een doorgangspaaltje voor het gemeentehuis; die middag hoefde ik niet meer te fietsen.

Vliegeren met glastouw.

Mama hield er altijd grote verjaardagsfeesten met opa en oma. Oom Jan, tante Stien en oom Joop en tante Nel en de kinderen.

Grote vakanties in augustus (de warmste maand) naar Sorengan, Lawang, Tretes, Nongkodjadjar, Tosari, Sukapura, Soember Brantas, Kopeng op de midden Java boven Salatiga.

Eenmaal in een huurauto de zuid Semeroe weg (nu Mahameru geheten) gereden, dit is om de hoogste berg in oost Java en het Idjen plateau.

Zwembad Brantas genoemd naar de rivier. Hier kreeg ik zwemles.

Darmo dierentuin.

Juni 1936 tot januari 1937, derde Europees verlof: wereldreis via o.a. Amerika

Het derde Europees verlof op bijna acht-jarige leeftijd. Dit was voor pa, zoals ik later begreep, toch wel een hoogtepunt uit zijn leven! Uit Indië, via China, Japan, Hawaï en Amerika naar Nederland en toen terug: zeven maanden. De collega’s van pa verklaarden hem voor gek om dit te doen met vrouw en drie kinderen. Nou was het voor ons ook een hele belevenis. De hele trip was georganiseerd door Nitour: alles klopte en sloot op elkaar aan: boot, trein, hotel, rondritten. Alleen in Detroit had men zich een uur vergist door een andere tijdzone in dat stuk Amerika.

Pa had 18 mm smalfilm camera gekocht: Kodak. En ik weet het nog goed (juist door de films): het eerste stuk begon met de drie jongens die voor het vertrek het erf Sedap Malamweg 16 af kwamen lopen. Toen naar het station en per eendaagse naar Batavia Tandjong Priok (de haven). De eendaagse was de sneltrein op Java van Soerabaja via Modjokerto, Madioen, Djokjakarta, Soerakarta, Banjumas, Tjiamis, Bandoeng, Buitenzorg. Op de boot: Tjibadak van de KJCPL tussen Bangka en Billiton, twee eilanden, door naar Hongkong. De boot deed er naar ik meen acht dagen over. Het ging allemaal niet zo vlug: een vrachtboot met passagiersaccommodatie; er waren er misschien 12 passagiers in totaal! Aan boord hadden we een uitstekende verzorging.

In Hongkong waren we slechts enige dagen in een hotel aan strandje. Opmerkelijk was dat ik daar als jongste het eerste bediend werd, mama als laatste: de jeugd had de toekomst en vrouwen telden niet mee!

Vanuit Hongkong met een Empress boot (de Empress of Russia van de Canadian Pacific Steamship Company) naar Japan direct naar Kobe. Ik weet alleen nog dat de boot in de baai van Kobe heel erg schuim voer (en wellicht bijna slagzij maakte). In Japan trof mijn vader een collega die ons enige dagen met een auto in het land rond reed. Veel meer weet ik er niet van en wat ik er nog van weet is wellicht aan impressies overgebleven van de gemaakte films die wij later eenmaal terug in Soerabaja af draaiden. Van Tokio/Yokohama weer met een Empress boot (de Empress of Japan?) via Hawaï, alwaar slechts een paar dagen en enkele rond ritten per taxi in en om Honolulu, wat vond mijn moeder de bloemen daar mooi, naar Vancouver (British Columbia) Canada. Op het eiland Victoria was ook een bloemenpracht waarover ik mijn moeder vaak hoorde spreken en een ideale klimaat!

Toen in hoofdzaak per trein Amerika in: Seattle, Portland, San Francisco, Salt Lake City, de nationale parken: Grand Canyon, Yosemite National Park, Fresno, Boulder dam. Onderweg in de trein gaven wij tropenhelmen aan de neger treinconducteur: de man was er dolblij mee. In Amerika ergens winterkleren gekocht: Cor en Koos met lange broek. Ik huilen: wilde ook een lange broek en kreeg die. Yosemite park en Grand Canyon rondgereden door een student. Hij had zo’n hoed op als van de Mounted Canadian Police. “Squirrels” gezien (een soort grote eekhoorns) langs tussen een in de naaldbomen en langs de riviertjes. Bustocht door Sequoia bossen. Door naar Detroit: bezoek aan een General Motors autofabriek (ik dacht Dodge). De zogenaamde Hell drivers: stuntmannen in auto’s van General Motors was een speciale attractie. Niagarawatervallen. Trein aansluiting gemist (door andere tijdzone in de mid west!). Nachttrein (en dag) naar New York: Empire State Building, rondvaart om Manhattan eiland (bijna hele dag!). In totaal circa één maand in Amerika geweest.

Vanuit New York (vertrek 21/8/1936) met de Statendam van de Holland Amerika lijn naar Rotterdam (aankomst 31/8/1936).

In Den Haag op de Hoefbladlaan 54 gewoond (huurhuis) en naar de tweede klas van de lagere school geweest. Ik meen vanaf half september 1936 tot december 1936. Wij kwamen veel bij oom Piet (jongste broer van papa) en tante Lies. Toen al woonden zij in de Thorbeckelaan 17. In de Appelstraat? Vijf fietsen gekocht naar ik meen voor tezamen ƒ 100! Dat vond pa toen wel heel goedkoop en daar sprak hij vaak over. Van de school in Den Haag weet ik mij niets meer te herinneren! Ook niet dat ik bij de welpen van de padvinderij ben geweest. Vaag herinner ik mij een welpen petje! Groen met vijf banen en een knop op de top; het had een gele voering. Naar Leeuwarden geweest: tante Lies en oom Jacob. Wel bekend was de sierkan die aan huis kwam en de bakker, schillenboer en groenteboer. Eindpunt van de lijn 20 op de Laan van Meerdervoort.

Op 7 januari 1937 trouwden Juliana en Bernhard. De boot naar Indië terug was al eerder vertrokken uit Rotterdam maar wachtte in Marseille enkele dagen om de Indiër gangers het trouwen van Juliana en Bernhard mee te laten maken. Op 8 januari met de trein naar Marseille. Ik kreeg toen van oom Piet en tante Lies een doos met Droste flikken elk in rood, wit en blauw zilverpapiertjes: voor onderweg! Van negen tot 31 januari 1937 met de Indrapoera uit Marseille naar Batavia. Ik herinner me nog: Port Saïd en het Suezkanaal met de bittermeren, ma kreeg op Ceylon nog een grote doos chocolade van Arabische zakenrelaties van pa. Sabang waar we een dag van boord gingen.

1937 terug in Indonesië

Toen Batavia en de trein eendaagse naar Soerabaja: weer in de Sedap Malam weg 16 gewoond. Toen weer naar de school met de bijbel en nu wel op de fiets! Derde vierde en vijfde klas. Deze tijd herinner ik me nog goed:

  • Melk dagelijks van de boerderij van oom Joop en tante Nel
  • Met de demmo naar de stad. Toko ham. White Away, Hellendoorn, Lindeteves-stokvis.
  • De verjaardagsfeesten met de Bassen familie
  • Bami van de Chinees van de straat. Nasi goreng van het Hoen Kwee huis.
  • Aubade voor het gouvernementshuis met de hele school Koninginnedag
  • Dr. Szasz.
  • Het eten in etensdragers voor papa op kantoor (door de kebon gebracht)
  • Het kantoor van papa
  • Vliegeren
  • Hondje lady (Bubu of Epi)
  • Passeroean en Soekapoera alwaar opa de Bas op 18 november 1937 stierf.
  • Vakantie in Kopeng (bij Semarang) en Sarangan bij Madioen, en vakantiehuis de terp ook in Tjelaket, in 1938, 1939, 1940, 1941.
  • Cor in de sport vliegerij vliegveld Djarmo.
  • Toen kwam de auto, een zwart-blauwe Buick special, zes cilinder met lederen bekleding en versnelling aan het stuur. Dit was mei 1939.
  • Cor van het eindexamen HBS-B geslaagd, mei 1940, ging na enkele maanden uit de militaire dienst (aspirant reserve officier vlieger marineluchtvaartdienst) direct vliegen op Moro Krembangan, aan de Oedjoeng. Ella kwam in huis.
  • Cor’s auto: lichtblauwer Chevrolet twee deurs met mechanisch openende binnen kap. November 1941 officier vlieger derde klas en verloofde zich met Ella de Weert.
  • Spelen met Peter Bloch en Peter Schönbaum in de waringin (Ficus Benjamina) boom bij Peter Bloch thuis. De heer Bloch was directeur van het CBZ te Soerabaja. Wat was dat een goede tijd: onbezorgd, vrij, in heerlijk klimaat. Ik vermaakte me toen al bij het viaduct over het stations etablissement van Goebeng (Soerabaja Zuid).

De tweede wereldoorlog

Mei 1940, er was reeds oorlog in Europa: Duitsland viel Nederland binnen. Aluminium inzamelen voor de Spitfire actie. We waren allen zeer in de war. Koos deed eindexamen HBS-B, mei 1941, Jet Elberg was zijn eerste vriendin. Ook Koos ging na enkele weken militaire dienst juli 1941 vliegen op Moro Krembangan in de waarnemers opleiding: augustus 1941 aspirant reserveofficier waarnemer MLD. Zijn nummer was: 7123D. Op 23 februari 1942 werd de Dornier Do 24K X-21, met als commandant officier vlieger tweede klas Sneb, afgeschoten boven de straat van Bali. Toen wij dit bericht ontvingen, was het een grote droefenis thuis. Mama verweet papa dat hij toestemming had gegeven dat de twee oudste zoons mochten vliegen.

Via Marc van Nuffelen deze informatie ontvangen: Zijn eerste kamp was het vrouwenkamp Darmo te Surabaja. Via het kamp Halmaheira te Semarang kwam hij in september 1944 naar Bangkong. Daar werd hij gelegerd in kamer A2. Hij is in Bangkong , net als ik, altijd werkzaam geweest als patjoller.
Na het einde van de oorlog ging hij naar Surabaja, waar hij o.a. gevangen heeft gezeten in de Werfstraat-gevangenis.
Kort daarna heb ik hem nog eens ontmoet op een herdenking Jongenskampen te Bronbeek.

September 1945 mama gezocht in kamp Lampersari en toen per trein met de NIS (Semarang, Soerabaja) naar Soerabaja: opgevangen door Indonesische vrijmetselarij in hun loge op Simpang. Daarna meerderen vrouwen, kinderen en jongens in Baudstraat. Schoenen gekocht (wit met bruin en crêpe zool) op Pasar Toeri met geleende fiets.

Toen was het al zeer onrustig in Soerabaja (Pemoeda’s). Japanners werden aangevallen toen men merkte dat zij niet meer met hem samenwerkten voor hun Merdeka! Twee Japanse officieren uit hun auto gesleurd: een ter plaatse onthoofd, tweede is ontkomen naar ik mij herinner. Ik snelde naar huis en was geheel overstuur. Wij jongens mochten toen van de kamp oudste niet meer de straat op en kregen huisarrest. Op 15 oktober 1945 werden alle Nederlandse mannen in Soerabaja opgepakt naar de Simpang sociëteit (bloedige maandag). In één nacht hebben zich daar veel verschrikkelijke taferelen afgespeeld: bloed, afgerukte lichaamsdelen en doden. De volgende dag naar het huis van Baswedan in de Arabische wijk. Baswedan was een rijke Indiër; had zijn huis voorzien van een grote koepel met glas in lood. Hier opgesloten met 10-12 man in een kleine goedang (bergruimte in bijgebouwen). Achteraf bleek dat Ella’s vader (de heer De Weert) er ook zat opgesloten. Hij is er ’s nachts met enkele anderen gefusilleerd. Deze mensen konden niet meer (zoals ik) op transport worden gezet naar de Boeboetan gevangenis.

Mama is begin november uit Soerabaja weggehaald door enkele Engelse militairen naar de Oedjoeng (haven van Soerabaja) en daar op een marineschip (de Boelolo) naar Singapore gebracht naar het Wilhelminakamp. Vanaf 18 oktober 1945 tot 10 november 1945 zat ik in de Boeboetan gevangenis, oftewel Werfstraat gevangenis. Ik weet nog goed hoe ik erin gekomen ben: vanuit het huis van Baswedan op een Japanse vracht auto geslagen, in twee rijen achter elkaar met hoofd tussen de knieën ’s avonds laat er heen gebracht. Voor de gevangenispoort van de vrachtauto af geschopt en toen spitsroeden lopen door de poort circa 20 m lang. Onderweg neergeslagen en bewusteloos geraakt. Toen ik weer bijkwam zat ik de volgende dag met een viertal Japanners in een half open cel. Dezelfde ochtend nog naar de ziekenboeg gebracht door Madoerese (?) bewakers. Daar door een Javaanse dokter is mijn hoofd vel gehecht nadat er omheen eerst de haren waren weggeknipt. (Henk heeft ook verteld dat hij een Aspirine kreeg voor de pijn, maar niet wist wat daarmee te doen en deze toen fijngemalen in de wond heeft gewreven.) Teruggebracht naar de cellen waar de andere banken verbleven. Er waren er meerdere: wel 40-50 man. ’s Middags op de binnenplaats waar een aantal cellen op uitkwamen gebracht. Ik had niet veel meer: alleen een onderbroekje en een short. Mijn blouse, schoenen en sokken was ik kwijt.

Zelf nog een lepel gemaakt: met een steen een aluminium plaat hol geslagen en wat vormgegeven. Later heb ik een mes bemachtigd, dit was aan boord van de Nieuw Amsterdam of reeds in het Julianakamp te Singapore.

’s Avonds in de rij eten halen; we kregen alleen een blikken bord en haalden daarin rijst met Kangkoeng (ruwe spinazie) soep. Soms zat er wat tempé in. Het eten werd blijkbaar door andere gevangenen gemaakt. Na enige dagen bleek dat een opschepper (=uitdeler) naar ik dacht een Madoerees, regelmatig met zijn gamel wat achteraf ging staan en aan ieder die langs kwam het een en ander vertelde. Later vonden we uit tot alle stukjes verhaal tezamen de situatie buiten de gevangenis weer gaf. Zo begrepen wij dat er vanuit zee op de stad en het gouvernement kantoor geschoten werd. Sommige dagen was deze Madoerees er niet! En op het laatst kwam helemaal niet, en bij begrepen dat men had ontdekt wat hij deed en er wordt afgevoerd. Hevige beschietingen uit zee vanaf Engelse oorlogsschepen op Soerabaja stad. Toen werd een Engelse majoor (Mallory) van de Gurka troepen na een bespreking met de nationalisten (Pemuda’s) beschoten en gedood. Daarop hebben de Gurka’s fel gereageerd en heel Soerabaja schoongeveegd. In deze dagen is toen met een tank de muur van de Boeboetan gevangenis neergehaald en konden wij vluchten naar de haven: 10 november 1945.

Toen dus lopen in mijn korte broek, meer had ik niet aan, naar de Oedjoeng (landtong) waar de haven van Soerabaja op was gebouwd. Ondergebracht voor de eerste twee nachten in een loods waarvan de helft van de oppervlakte bedolven was onder het gedroogde zeewier. Dat aten te Japanse soldaten; zeer eiwit rijk, maar het stonk er muf en pekelachtig van het zout. Later kregen we betere onderkomens met stalen en houten britsen gestapeld: twee boven elkaar. In deze hutten was wel enige ventilatie in de vorm van open uitgehakte gaten als raam. Licht was er niet, alleen in de centrale wachtkamer en havenkantoor waar enige coördinatie op gang kwam. Toen het vrijwel leeg geschoten Soerabaja enigszins veilig was, mochten we de stad in: eten zoeken. Men kwam met van alles terug voor het donker was. Ik had een vrijwel nieuwe Fongers fiets met nog goede banden op de kop getikt. Anderen kwamen met honden, geiten en kippen thuis. Met die Fongers fiets werd ik gelijk gepromoveerd tot ordonnans! Dit duurde ongeveer twee of drie weken; totdat Cor mij via het rode kruis vond en per Catalina een vlucht uit Batavia naar Soerabaja organiseerde en mij opzocht en er uithaalde. Direct in het vliegtuig tussen de vleugels boven de waarnemers ruimte en koest houden tot we in de lucht waren! Aankomst in Batavia met jeep naar de marine mess aan de van Heutz boulevard. Aldaar wel een kwartier onder de douche gestaan. Heerlijk was dat na al dat zoute water in Soerabaja haven. Reeds na twee of drie dagen kon ik vliegen met kapitein Seager naar Singapore. Daar heeft men mij naar het Wilhelminakamp gebracht alwaar papa en mama met oma Jopie en Ella al waren. Oma Jopie wist toen evenmin als ik dat haar man: de heer De Weert in het huis van Baswedan vermoord was. Enige jaren later vanuit nieuw Guinea (Hollandia) kon zij haar man identificeren aan de hand van schetsen van zijn gebit. Hoe men daar aan is gekomen is mij onbekend. In Singapore tussen zeg begin december een begin maart op meerdere plaatsen gewoond: Wilhelminakamp, Julianakamp en ergens halverwege de weg naar Changi, waar het oude vliegveld was. Cor en Ella getrouwd tussen 25 en 30 december 1945. Papa heeft er nog enkele maanden (twee) gewerkt op het postkantoor (General Post Office) aan de Colliers Quay.

Ik ben nog zeer korte tijd op een Engelse school geweest. Voor het gebouw lag een neergeschoten vliegtuig. Ella vond mij toen, zoals ze later vertelde, zeer apathisch en teruggetrokken. Ik kan me daarvan niets meer herinneren. 16 maart 1946 konden wij met de laatste reis als troepen transportschip van de nieuw Amsterdam repatriëren. Met haven sleepboten naar de boot die op de rede lag. Pa had enige dagen tevoren in verband met zijn kale hoofd een keurige zwarte hoed gekocht (Stetson model met brede rand) en twee handkoffers waar enige kleren in zaten. Gekocht van uitkeringen en het geld wat papa verdiend had met werk op het postkantoor. Op de sleepboot (een half uur varen) begon het wat te regenen en zienderogen werd de hoed nat en vervormde geheel. De rand zakte af tot over zijn ogen en oren. Het was geen gezicht, maar met onze ellende konden we er toch hartelijk om lachen. Papa wellicht een beetje zuur, want dit hoofddeksel was het enige wat hij toen had om zijn kale hoofd te bedenken. Eenmaal aan boord kwam ik te liggen in de grote mess op het bovenste achterdek. Tijdens de reis heb ik nog geholpen met het uitschrijven van identiteitsbewijzen; dat ging toen nog met een kroontjespen. Een ieder moest zijn duimafdruk zetten. Mijn eigen kaart ben ik kwijtgeraakt, naar ik dacht toen het bonnensysteem eenmaal in Holland afgeschaft werd: 1947.

Eerst deden we Colombo aan (havenplaats op Sri Lanka) waar ook nog enige Hollanders aan boord kwamen. Toen in Akaba aan de zuidelijke punt van Jordanië (golf van Akaba) tegenover Eilat (zuidelijke punt van Israël) werden we “aangekleed” voor Holland. Wat een ramp was dat! Lange onderbroek, hemd met mouwen, overhemden, 2 paar sokken, 1 paar schoenen en een pak met best, sjaal en overjas. Alles kriebelde en hing als lood om je schouders! Zakdoeken, handdoek en een pakje koekjes of iets om te snoepen of eten. Iedereen was in 2 of 3 dagen geheel aangekleed. Allen weer aan boord en op weg naar het moederland. 16 april 1946 voeren we de Nieuwe Waterweg op: mist, druilerig, koud. Ellende dus met nog het warme bloed van de tropen in ons lijf.

Hoe we van boord zijn gegaan weet ik niet meer maar ik voelde me wel zeer ongelukkig bij oom Piet Kuiken en tante Lies in de Thorbeckelaan 17 in Den Haag. Bijna twee maanden hebben we bij hun ingewoond; ze waren toch wel alleraardigst. Het was voor papa natuurlijk wel leuk om bij zijn jongste broer het eerst aan te komen. Pa ging al gauw op zoek naar werk, na zijn verdere familie in Friesland te hebben opgezocht.

Met werk had pa recht op een huis. Werk kreeg hij in juni bij de Centrale Dienst In- en Uitvoer (CDIU) en we verhuisden met vrijwel niets naar een gemeubileerd huis: Jacob Catsstraat 28 te Voorburg. Toen verzamelde mama al wat huisraad en bedden. Weer verhuisd naar de Lange Houtstraat 12 in Den Haag. Hier kwamen mijn broer Cor en Ella aan en werd Peter Kuiken in november 1946 geboren. Vanuit de Lange Houtstraat ging ik naar school op de Koningin Emmakade. Toen een handelsdagschool met ook HBS. Ik begon in de eerste klas. We moesten er in de winter in het speelkwartier uit: op de binnenplaats rondjes lopen in de kou met de winterjas uit Attaka over je schouders: wat een ramp.

In januari of februari 1947 verhuisden we naar de Appelstraat 54-2 in Den Haag en kon ik naar de overbruggings HBS op de Nieuwe Duinweg te Scheveningen. De heer Reitsma was daar directeur (kwam ook uit Indië) en kon ons opgeschoten knullen en meiden dus goed aan. We hadden òf ’s morgens les of ’s middags. Had je zomers ’s ochtends les dan gingen we ’s middags naar het strand. Wat een stelletje ongeregeld waren we toen! In de winter ging ik op dansles bij …, ook nog uit Indië en wel uit Soerabaja.

In 1949 kochten pa en ma het huis aan de Händellaan 5 waar we tot 1955 hebben gewoond. Vanuit de Händellaan ging ik naar de derde klas van het Dalton HBS, vlakbij: toen was dat het einde van de laan van Meerdervoort, eindpunt tramlijn 5. Al met al één schoolreisje (drie autobussen) meegemaakt (moet je nagaan: vier jaar na de oorlog!) naar St. Michielsgestel (bij ’s Hertogenbosch). Als oudere leerling moest ik in één van de jongensbarakken oppassen dat alles rustig verliep, vooral ’s avonds was dat een crime met zoveel veel jongere jongens uit de parallel klassen. En dan dat verdomde verslag wat je moest maken. Het vierde en vijfde jaar in het leerlingen bestuur van de school met het resultaat dat ik zakte voor mijn eindexamen! Omdat ik al te “oud” was kon ik het op de “Dalton” niet meer overdoen! Toen naar het Haags Lyceum vlakbij plein 1813 in de stad.vooral ’s winters was de fietstocht voor mij een hele opgave. Ik herinner me nog goed dat op een middag op weg naar huis (de hele Javastraat en laan van Meerdervoort af) ik met ijs op mijn voorhoofd zowat bevangen was door de kou. Afgestapt ben ik in een portiek wat bijgekomen met hulp van een jonge vrouw (een jaar of 30?). Best een leuk meisje en had haar naderhand wel om haar hals willen vliegen (verlate puberteit??). Afin, op het Haags Lyceum de vijfde klas HBS overgedaan en geslaagd, met was juni 1951. Toen naar de MTS in Dordrecht, later HTS genoemd, nu (oktober 1994) Hogeschool Rotterdam en omstreken, na fusie met Voorbereidend Hoger Onderwijs te Rotterdam. Gekozen voor de richting Chemische Technologie. Veel jongens uit Indië, ook leraren uit Indië. Jongens: Kees de Vries, Nico Klay, Huib Esser, Wim Deene.

Advertentie